Waar moet u als ondernemer allemaal rekening mee houden bij het invullen van uw aangifte inkomstenbelasting? Dit vierdelige dossier biedt een handig overzicht. In het eerste hoofdstuk komt u meer te weten over de criteria waarmee de Belastingdienst bepaalt of u een ondernemer bent voor de inkomstenbelasting of niet. Het tweede deel legt uit hoe u de winst bepaalt van uw onderneming - over dat bedrag zult u inkomstenbelasting moeten betalen. Het derde kapittel bespreekt hoe uw bedrijfsruimte, privébezittingen, verzekeringen en uitkeringen een invloed kunnen uitoefenen op de winstbepaling - en dus op uw aangifte inkomstenbelasting. Het vierde en laatste gedeelte focust dan weer op de mogelijke aftrekposten en vrijstellingen die u kunt gebruiken.
Navigatie Deel 1: Wanneer bent u een ondernemer voor de aangifte inkomstenbelasting? Deel 2: Hoe bepaalt u de winst van uw onderneming? Deel 3: Bedrijfsruimte, privégebruik, verzekeringen en uitkeringen Deel 4: Investeringsaftrek, ondernemersaftrek en vrijstellingen |
Bij de aangifte inkomstenbelasting heeft het grootste verschil tussen particulieren en ondernemers te maken met het belastbare bedrag. Werknemers betalen over hun salaris, terwijl ondernemers zich moeten baseren op hun gerealiseerde winst - ofwel alle inkomsten van hun onderneming. Ook kunnen ondernemers andere aftrekposten gebruiken, zoals o.a. de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling (zie Deel 4).
Zowel ondernemers als particulieren moeten hun verschillende soorten inkomens verdelen over de 3 boxen van de inkomstenbelasting:
Box 1 | Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Box 2 | Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (bijv. aandelen) |
Box 3 | Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
Er zijn veel mensen die zichzelf graag ondernemer noemen, maar dat betekent niet dat deze ook automatisch ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting. Als u activiteiten verricht in het economisch verkeer en u een winstoogmerk heeft, dan is uw onderneming een bron van inkomen en bent u misschien ondernemer voor de inkomstenbelasting (zie onder). Als u echter deze activiteiten verricht in een hobby- of familiesfeer, dan bent u voor de inkomstenbelasting geen ondernemer.
Bent u een medegerechtigde in een onderneming of een geldverstrekker en ontvangt u een deel van het resultaat van die onderneming? Dan bent u geen ondernemer voor de inkomstenbelasting en moet u het resultaat vermelden in box 2. U kunt dan ook geen gebruik maken van de verschillende aftrekposten.
Zelfs als u geen ondernemer bent voor de inkomstenbelasting, bent u misschien wél ondernemer voor de btw.
Opgelet: ondernemers op het internet Als u geld verdient op het internet (via advertenties, de online verkoop van goederen of diensten, etc.), dan bent u waarschijnlijk een ondernemer. Er zijn echter nog een aantal andere criteria die hier van toepassing zijn. Zo wordt u niet als ondernemer gezien als u gratis diensten of goederen aanbiedt, of alleen werkzaamheden verricht in de hobby- of familiesfeer. Soms beschouwt de Belastingdienst u zelfs mét inkomsten uit internetactiviteiten niet als ondernemer. In dat geval moet u die inkomsten vermelden op uw aangifte bij “resultaat uit overige werkzaamheden”. |
De Belastingdienst hanteert een aantal criteria om te bepalen of u ondernemer bent of niet, maar u hoeft niet aan alle criteria te voldoen. Als u twijfelt over uw precieze status, dan kunt u best even contact opnemen met de Kamer van Koophandel of de Belastingdienst.
Het is voor de Belastingdienst belangrijk dat uw onderneming een winstoogmerk heeft. De resultaten van uw onderneming moeten dit dus reflecteren. Als u een kleine winst heeft of structureel verlies lijdt, dan is dit voor de Belastingdienst een indicatie dat u waarschijnlijk geen winst gaat maken. Om die reden is er dan geen sprake van een onderneming.
Zelfstandigheid houdt in dat u zelf bepaalt hoe u uw onderneming inricht en hoe u uw werkzaamheden uitvoert. Als u werkt met opdrachtgevers is dit laatste niet altijd haalbaar, dus dit is geen hard criterium. Heeft u geen inspraak in deze aspecten van de onderneming? Dan is er in de meeste gevallen geen sprake van een onderneming.
Voor de meeste ondernemingen is het bijna een vereiste dat er kapitaal aanwezig is. Dit is volgens de Belastingdienst namelijk noodzakelijk om een onderneming draaiende te houden. Ook investeren is een belangrijk aspect van het ondernemerschap. Denkt u hierbij aan investeringen in machines, reclame, personeel, etc. Als u zowel kapitaal heeft in de onderneming als erin investeert, dan is er hoogstwaarschijnlijk sprake van ondernemerschap.
De Belastingdienst hanteert een urencriterium voor ondernemers, maar dat is geen criterium voor het ondernemerschap zelf. Als u bijv. veel uren aan uw activiteiten besteedt, maar hier geen rendement mee maakt, dan is er meestal geen sprake van ondernemerschap.
Als u rendement maakt, dan moet u echter wel voldoende tijd besteden aan uw onderneming om gezien te worden als ondernemer. Om in aanmerking te komen voor bepaalde fiscale voordelen als ondernemer, moet u minstens 1.225 uur in uw onderneming steken per kalenderjaar, ongeacht wanneer u begint met uw onderneming in het jaar.
Daarnaast moet u ook minstens 50% van uw arbeidstijd besteden aan uw onderneming. Dit kunnen directe uren zijn (waarbij er omzet wordt behaald) of indirecte uren (bijv. voorbereiding en reistijd). Het is voor de aangifte inkomstenbelasting dus belangrijk dat u een goede urenregistratie bijhoudt.
Het is belangrijk dat u als ondernemer streeft naar verschillende opdrachtgevers, om zowel betalings- als continuïteitrisico's te verminderen. Daarnaast heeft de hoeveelheid opdrachtgevers ook invloed op uw zelfstandigheid (zie eerder).
Aangezien een onderneming afhankelijk is van opdrachtgevers, is het belangrijk dat u uw onderneming promoot naar de buitenwereld. Eén van de eisen van de Belastingdienst is dus dat u zich kenbaar maakt door middel van reclame, een internetsite, een uithangbord of zelfs eigen briefpapier.
Als ondernemer moet u soms risico’s nemen. Onder risico’s ziet de Belastingdienst de mogelijkheid dat rekeningen niet worden betaald, uw goede naam bevlekt kan worden en dat u afhankelijk bent van de vraag en aanbod rond uw diensten of producten. Als u zulke risico’s loopt, dan bent u waarschijnlijk een ondernemer.
Als u aansprakelijk bent voor de schulden van een onderneming, dan bent u mogelijk een ondernemer voor de inkomstenbelasting.
Nadat u heeft vastgesteld of u ondernemer bent of niet, moet u de belastbare winst van uw onderneming bepalen en dus alle inkomsten van de onderneming optellen. Dit deel bespreekt hoe u dat doet op basis van het goed koopmansgebruik, en wat u moet doen als u verlies lijdt of als u uw onderneming heeft opgeheven (doorschuiving of staking).
Ook vindt u hier een overzicht van alle factoren die een invloed uitoefenen op uw winstbepaling: afschrijving, btw-voordeel door kleineondernemingsregel, durfkapitaal, fiscale reserves, waardering onderhanden werk en zakelijke kosten.
Voor ondernemers is de winst uit hun onderneming de voornaamste bron van inkomen; deze hoort dus thuis in box 1 (zie eerder). U bepaalt de winst van uw onderneming door de fiscale regels toe te passen op uw winst- en verliesrekening en balans. Hierdoor is de fiscale waardering mogelijk anders dan de waardering op uw commerciële jaarstukken.
Wat als uw bedrijf verlies lijdt? Dan is er sprake van verlies uit werk en woning in box 1. U kunt nooit meer verlies uit uw onderneming hebben dan uw totale verlies uit werk en woning. Heeft u bijv. naast uw verlies uit onderneming nog looninkomsten, dan moet u deze verrekenen met het verlies uit onderneming.
Het is ook mogelijk om uw verlies te verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de voorgaande 3 jaren of de komende 9 jaren. Dit moet u in deze volgorde uitvoeren; als u uw verliezen niet kunt verrekenen, dan verdampen deze. Dit wilt u voorkomen, aangezien u met het verrekenen van verliezen fiscale voordelen kunt behalen.
Winst uit zeescheepvaart: tonnageregeling Bij winst uit zeescheepvaart kunt u eventueel gebruikmaken van de tonnageregeling. Daarbij stelt men uw winst forfaitair vast gedurende een periode van 10 jaar (of een veelvoud daarvan). U moet deze regeling aanvragen in het eerste jaar dat u winst behaalt. |
Bij de winstbepaling hanteert u het zogenoemde “goed koopmansgebruik”. Dit houdt in dat u uw boekhouding voert op een manier die algemeen geaccepteerd is. De manier waarop u uw administratie bijhoudt, moet dus aansluiten bij het type onderneming dat u voert en moet natuurlijk ook waarheidsgetrouw zijn.
Goed koopmansgebruik is een best vage term - dit geeft de Belastingdienst ook zelf toe. Vaak wordt de echte betekenis namelijk pas vastgesteld in een rechtszaak. In principe kunt u zelf kiezen hoe u de winst vaststelt, zolang deze manier bedrijfseconomisch aanvaardbaar is én niet in strijd is met de wet. Ook is het belangrijk dat u dezelfde manier van winstbepaling blijft hanteren voor een langere periode. U kunt alleen van manier veranderen als u dit rechtvaardigt. Het is dus niet mogelijk om elk jaar van methode te wisselen, zodat u optimaal kunt genieten van belastingvoordeel.
Heeft u uw onderneming gedeeltelijk of volledig verkocht? Dan moet u belasting betalen over de stakingswinst. Soms kunt u deze belasting ook doorschuiven naar de persoon die de onderneming van u heeft overgenomen. U moet tevens belasting betalen over de stakingswinst als u (een deel van) uw onderneming staakt.
Stakingswinst Stakingswinst is het verschil tussen de boekwaarde van uw onderneming en de werkelijke waarde op het moment van overdracht of bedrijfsbeëindiging. De stakingswinst is zeer gecompliceerd; de Belastingdienst raadt daarom aan dat u zich laat begeleiden en adviseren door een financieel specialist. |
Hulp nodig bij uw stakingswinst?
Bij de winstbepaling moet u rekening houden met de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen. Deze kunt u aftrekken van de opbrengsten van uw onderneming.
Bedrijfsmiddelen zijn niet hetzelfde als voorraden en inkopen. Het zijn zaken die u niet meteen wilt verkopen, maar een aantal jaar in uw onderneming gebruikt. Deze middelen heeft u nodig om bijv. uw producten te kunnen maken of uw diensten te verlenen. Men maakt een onderscheid tussen materiële en immateriële bedrijfsmiddelen. Materiële bedrijfsmiddelen zijn bijv. gebouwen, machines, auto’s, inventaris en andere vaste activa. Immateriële bedrijfsmiddelen zijn vergunningen of andere niet-tastbare zaken.
Wellicht gebruikt u deze bedrijfsmiddelen gedurende meerdere jaren. In dat geval moet u de kosten niet eenmalig van uw opbrengst aftrekken, maar verdelen over de jaren waarin u het bedrijfsmiddel gebruikt. Dit heet afschrijven. Is een bedrijfsmiddel echter minder waard dan €450? Dan moet u dit bedrijfsmiddel niet afschrijven, maar in één keer aftrekken.
Bij de berekening van de afschrijving moet u rekening houden met 3 variabelen: de aanschafkosten, de restwaarde en de gebruiksduur van het betreffende bedrijfsmiddel. Meer informatie en rekenvoorbeelden vindt u terug in ons uitgebreide woordenboekartikel "Afschrijving".
Maakt u gebruik van de kleineondernemingsregeling? Dan krijgt u een vermindering van de btw. Het voordeel dat hierdoor voor u ontstaat, moet u als opbrengst (buitengewone bate) opnemen in uw winstberekening.
Bespaart u door deze regeling bijv. €500, dan moet u dit bedrag optellen bij uw opbrengsten.
Durfkapitaal is kapitaal dat u verkrijgt van bekenden, zoals bijv. familie, vrienden of andere particulieren. Durfkapitaal is dus een lening.
Durfkapitaal werd door de Belastingdienst eerst de Tante Agaath-lening genoemd. Dit was een (grappige) vergelijking met een rijke tante die als geldschieter wilde investeren in het bedrijf van een familielid. Door deze naam ontstond echter veel verwarring. Zo dachten velen namelijk dat dergelijke leningen alleen mogelijk waren als ze van een familielid kwamen. De Belastingdienst heeft daarom besloten om deze naam te wijzigen naar durfkapitaal.
Dit was echter niet de enige verandering. In 2011 verviel de regeling die fiscaal voordeel bood. Er is echter wel nog een overgangsregeling van toepassing, waarbij u moet voldoen aan de volgende eisen:
Als u voldoet aan deze voorwaarden, dan mag de geldgever per startende ondernemer maximaal €46.984 aftrekken in de 8 jaar nadat hij het geld heeft uitgeleend.
Sommige bedragen die u opzij zet of reserveert voor toekomstige uitgaven mag u aftrekken van de winst. Deze bedragen worden fiscale reserves genoemd. De regels omtrent deze bedragen zijn vrij specifiek en u moet aan verschillende voorwaarden voldoen om van deze aftrekposten gebruik te mogen maken. Zo moet u uw boekhouding op orde hebben en elk jaar de jaarrekening deponeren. Ook moeten reserveringen opgenomen worden op de balans als u een bv hebt.
Er zijn drie verschillende fiscale reserves: de herinvesteringsreserve, de egalisatiereserve, en de oudedagsreserve.
Een bedrag dat u heeft ontvangen uit verkoop van een bedrijfsmiddel. Als u dit bedrag dan herinvesteert, dan kan de belastingheffing over de behaalde boekwinst bij de verkoop van dit bedrijfsmiddel worden uitgesteld.
Als u bedrijfsmiddelen heeft, dan heeft u waarschijnlijk regelmatig hoge onderhoudskosten. Met de egalisatiereserve kunt u deze uitgaven én toekomstige kosten dekken, maar geen jaarlijks terugkerende kosten of de aankoop van nieuwe bedrijfsmiddelen.
Ondernemers voor de inkomstenbelasting kunnen jaarlijks een deel van de winst reserveren voor hun oude dag. Dit betekent echter niet dat u daadwerkelijk geld opzij zet: het is meer een boekhoudkundige reservering die ervoor zorgt dat u uitstel heeft van belastingheffing op dat deel. Op de korte termijn levert u dit dus een voordeel op. Over het fiscale jaar 2019 mag u 9,44% van de winst (met een maximum van €8.999) toevoegen aan uw oudedagsreserve. Deze toevoeging moet u verminderen met de pensioenpremie die u al van de winst heeft afgetrokken.
Let op: de oudedagsreserve geldt niet voor belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting!
Onderhanden werk is werk dat u aan het uitvoeren bent, maar nog niet heeft voltooid - bijv. langlopende projecten die enkele fiscale jaren betrekken.
Bij zulke projecten moet u niet wachten tot het moment dat het project is voltooid om de winst en kostprijs in te boeken in uw administratie. U moet in de kostprijs alle directe kosten én een deel van de constante kosten meenemen in de waardering van de kosten. Ook de winst moet u voortschrijdend nemen. Dit betekent dat als de opdracht bijv. voor de helft klaar is, u op dat moment de helft van de overeengekomen prijs en kosten moet activeren.
Zakelijke kosten omvatten alle kosten die u maakt in het belang van uw onderneming. Enkele voorbeelden:
Deze kosten kunt u volledig aftrekken van uw opbrengsten. Heeft u voor sommige kosten vergoedingen ontvangen? Dan moet u deze optellen bij de opbrengsten.
Soms zijn er ook gemengde kosten, ofwel kosten die zowel zakelijk als persoonlijk belang hebben. Van deze gemengde kosten is alleen het zakelijke stuk aftrekbaar (zie Deel 3).
Ook de kosten die u maakt in de aanloopfase naar het opzetten van uw onderneming kunt u soms aftrekken.
Bij sommige zakelijke kosten mag u geen btw aftrekken in de aangifte omzetbelasting. In dit geval kunt u bij de inkomstenbelasting de kosten, inclusief de btw, aftrekken van de winst.
Dit deel bespreekt hoe de volgende punten invloed hebben op de bepaling van uw winst:
Bedrijfsruimte | - bedrijfspand huren; - bedrijfspand in eigendom; - privégebruik bedrijfsruimte; - werkruimte in de woning; - verhuizing en dubbele huisvesting. |
Gebruik van privébezittingen en privégebruik bedrijfswagen | - gebruik privévervoermiddel; - privégebruik bedrijfswagen; - privégebruik andere vervoermiddelen. |
Privéstortingen en privéonttrekkingen | - privéstortingen; - privéonttrekkingen. |
Verzekeringen en uitkeringen | - ziektekostenverzekering; - arbeidsongeschiktheidsverzekering; - zwangerschapsuitkering. |
Als ondernemer heeft u misschien een ruimte waarin u uw bedrijf of beroep uitoefent, zoals bijv. een winkelpand, een werkplaats of een kantoor. Als dit zo is, dan moet u hiermee rekening houden bij de aangifte inkomstenbelasting.
Huurt u het bedrijfspand? Dan kunt u alle kosten die hieraan gerelateerd zijn aftrekken van de opbrengsten van de onderneming. Denkt u hierbij aan de huur zelf en de energie-, verzekerings-, en schoonmaakkosten. Ook inrichtingskosten en kastruimte kunt u aftrekken, maar hierover moet u mogelijk afschrijven (zie Deel 2). Deze kosten kunt u inclusief btw aftrekken, zolang u de btw niet als voorbelasting kunt aftrekken.
Bent u de eigenaar van het pand? Dan moet u de zogenoemde status van het pand vaststellen. U moet dan bepalen of het een privé- of ondernemingspand is.
Een pand is een ondernemingspand als het op de balans staat van uw onderneming en dus een onderdeel is van het ondernemingsvermogen. De waarde van het pand moet u dan ook afschrijven. Daarnaast kunt u bepaalde onderhouds- en verbouwingskosten aftrekken als het pand van uw onderneming is.
Het is ook belangrijk hoe u dit eigen pand gebruikt. Er gelden namelijk andere regels wanneer u het pand uitsluitend voor uw onderneming gebruikt of als u het ook als eigen woning gebruikt.
Als u een eigen pand heeft dat u volledig voor de onderneming gebruikt, dan bent u verplicht om dit pand onder te brengen in het ondernemingsvermogen. De waarde van het pand moet u dus op de balans vermelden. Voor de waardering van het pand moet u de aankoopkosten (zoals notariskosten, makelaarskosten, etc.) optellen bij de koopsom. U mag de kosten van de aanschaf van het bedrijfspand niet in één keer afhalen van de opbrengsten; u moet hierover afschrijven.
In dit geval kunt u de volgende kosten aftrekken van de opbrengsten van uw onderneming:
Heeft u uw pand nog maar net aangeschaft? Dan heeft u mogelijk recht op investeringsaftrek - de aankoop van een bedrijfsruimte is namelijk een flinke investering (zie Deel 4).
Als u woont in een pand dat volledig behoort tot het ondernemingsvermogen óf als u woont in (een deel van) een pand dat uw onderneming huurt, dan kunt u te maken krijgen met het woningforfait. Het woningforfait kan gezien worden als een fictief inkomen en moet worden opgeteld bij uw winst.
Het woningforfait is een percentage van de WOZ-waarde van het woningdeel (wet Waardering Onroerende Zaken). Als u bijv. 80% van het pand gebruikt als woonruimte, dan neemt u 80% van de totale WOZ-waarde. De WOZ- waarde wordt door de gemeente vastgesteld; u krijgt hier jaarlijks een beschikking over.
In de onderstaande tabel vindt u een tabel ter indicatie van de bijtelling privégebruik woning in het fiscale jaar 2019.
Waarde van het woongedeelte | ||
Meer dan | Niet meer dan | Forfait |
- | €12.500 | 0,95% |
€12.500 | €25.000 | 1,20% |
€25.000 | €50.000 | 1,30% |
€50.000 | €75.000 | 1,45% |
€75.000 | €1.080.000 | 1,65% |
€1.080.000 | - | €17.820 plus 2,35% van de woningwaarde die hoger is dan €1.080.000 |
Rekenvoorbeeld
|
Als u een werkruimte in uw eigen woning heeft (het pand is dus geen onderdeel van het ondernemingsvermogen), dan kunt u in een beperkt aantal gevallen in aanmerking komen voor kostenaftrek. Dit kunt u het makkelijkst vaststellen met de rekenhulp van de Belastingdienst.
Als u zakelijk gaat verhuizen of als u kosten maakt voor (dubbele) huisvesting buiten de woonplaats, dan kunt u als ondernemer deze kosten beperkt aftrekken.
In het geval van een zakelijke verhuizing kunt u de kosten aftrekken die gerelateerd zijn aan het overbrengen van de inboedel - ofwel de verhuizing zelf. Hiervoor mag u een vast bedrag aftrekken. Het maakt dus niet uit welk bedrag u hier echt aan kwijt bent. In 2019 is dit bedrag €7.750.
Als u om zakelijke redenen kosten maakt voor een huisvesting buiten uw woonplaats, dan kunt u deze €7.750 voor 2 jaar aftrekken.
Als u in uw onderneming bezittingen gebruikt die u aangeeft in box 3, dan kunt u de kosten van het zakelijk gebruik van deze bezittingen van de winst aftrekken. Het maximale bedrag dat u hierbij kunt aftrekken is het bedrag dat in box 3 wordt belast. Daarbij hoeft u geen rekening te houden met het heffingsvrij vermogen.
Let op! Voor het gebruik van een privévervoermiddel gelden andere regels (zie onder).
U kunt hier een aantal rekenvoorbeelden vinden.
Als u in uw onderneming een vervoermiddel gebruikt, zoals een auto, motor of fiets, dat uw eigendom is of dat u privé huurt, dan kunt u voor zakelijke ritten kosten aftrekken. Per kilometer mag u in dit geval €0,19 aftrekken van uw winst. Dit bedrag is inclusief eventuele kosten zoals benzine, parkeren of tolheffingen, en deze kunt u dus niet afzonderlijk van uw winst aftrekken.
Als u een auto heeft van uw onderneming, dan mag u de kosten hiervan aftrekken van de winst. Gebruikt u de auto echter ook voor privézaken, dan moet u dit verrekenen met de autokosten van de onderneming.
Deze verrekening is afhankelijk van drie factoren:
Opgelet! - Het tarief blijft hetzelfde als in het jaar van afgeving. - Is uw auto ouder dan 35 jaar? Dan is de bijtelling 35% van de waarde in het economisch verkeer. |
Categorie | CO2-uitstoot in g/km |
4% bijtelling | 0 |
22% bijtelling | meer dan 0 |
Als u met rittenregistratie kunt aantonen dat u niet meer dan 500 km privé rijdt per jaar, dan hoeft u niets te verrekenen. U kunt hier een kort rekenvoorbeeld vinden.
Er zijn een aantal bijzondere situaties waar er een afwijkende berekening geldt. Die vindt u hier.
Staat er een ander vervoermiddel dan een auto, zoals een fiets of motor, op de balans van de onderneming? Dan kunt u de kosten van dit vervoermiddel aftrekken. Als u dit vervoermiddel echter ook privé gebruikt, dan moet u ook hier een bedrag verrekenen.
De verrekening hier is het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de werkelijke kilometerprijs.
U kunt er als ondernemer voor kiezen om geld of goederen in uw onderneming te brengen. Daarnaast is het omgekeerde ook mogelijk - u haalt geld of goederen uit de onderneming voor privégebruik. De waarde van deze stortingen of onttrekkingen is gelijk aan de waarde in het economisch verkeer.
Privéstortingen zijn bijv. geld dat u naar uw onderneming stort vanuit een privérekening of goederen uit uw privévermogen die u in de onderneming inbrengt. Denkt u bij dat laatste bijv. aan een auto of een computer.
Als u zo’n storting doet naar de onderneming, dan stijgt het vermogen van uw onderneming. Deze kosten worden door de Belastingdienst echter niet als ondernemingswinst gezien, en u hoeft deze dus niet te betrekken bij de winstberekening.
Privéonttrekkingen zijn eigenlijk het tegenovergestelde van privéstortingen. Dit zijn dus goederen of geld dat u uit de onderneming haalt om privé te gebruiken. Aangezien deze onttrekkingen geen zakelijke kosten zijn, zijn deze kosten niet aftrekbaar van de ondernemingswinst.
Het is niet toegestaan om premies voor een ziektekostenverzekering of zorgverzekering af te trekken. Ook de bedragen die u eventueel betaalt vanwege een verplicht of vrijwillig eigen risico zijn niet aftrekbaar. Daar staat wel tegenover dat de bedragen die u eventueel ontvangt van uw zorgverzekeraar niet aan hoeft te geven.
Als ondernemer kunt u een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) afsluiten. Of u de premies kunt aftrekken is afhankelijk van de gekozen verzekering. De AOV die u heeft gekozen heeft ook invloed op de belastbaarheid van de uitkeringen. In de meeste gevallen geldt de volgende regel: “als de premie niet aftrekbaar is, is de uitkering niet belast. Is de premie aftrekbaar, dan is de uitkering wel belast”.
Als uw AOV-uitkering periodiek wordt uitgekeerd, dan kunt u de premies aftrekken. Aangezien deze premies echter geen kosten zijn voor de onderneming, moet u deze aftrekken als “uitgave voor andere inkomensvoorzieningen”. De uitkeringen moet u opgeven als “inkomsten uit vroegere dienstbetrekking” - niet als “winst uit onderneming”. De uitkeringen die u ontvangt worden door de verzekeraar belast en deze ingehouden loonbelasting kunt u in de inkomstenbelasting verrekenen als voorheffing.
Als uw AOV-uitkering in één keer wordt uitgekeerd, dan is het niet mogelijk om uw premies af te trekken. In dit geval hoeft u echter de ontvangen uitkering niet aan te geven als inkomsten uit werk en woning in box 1. Het bedrag telt wel mee in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen).
Als u een zwangerschapsuitkering ontvangt als ondernemer, dan hoeft u de uitkeringen hiervan niet op te geven als winst voor de onderneming. Als u uw uitkering ontvangt van een verzekeringsmaatschappij, dan hoeft u deze niet op te geven bij de aangifte. Als u de uitkering ontvangt van een publiekrechtelijke instelling (e.g. het UWV) dan moet u deze inkomsten aangeven in box 1 als loon.
Net als bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering kunt u de kosten van de premies niet aftrekken als kosten van uw onderneming.
In dit deel bespreken we de volgende onderwerpen:
Investeringen en de investeringsaftrek | - kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA); - milieu-investeringsaftrek (MIA); - energie-investeringsaftrek (EIA); - desinvesteringsbijtelling. |
Ondernemersaftrek | - zelfstandigenaftrek; - startersaftrek; - startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid; - aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk; - meewerkaftrek; - stakingsaftrek. |
MKB-winstvrijstelling | |
Objectieve vrijstellingen | - bosbouwvrijstelling; - landbouwvrijstelling; - vrijstelling voor kwijtscheldingswinst; - mobiliteitsprojectvrijstelling. |
Bedrijfsmiddelen zijn de middelen die u in uw onderneming gebruikt en niet wilt verkopen. Denkt u hierbij bijv. aan machines, vrachtwagens, gereedschap, en soortgelijke middelen. Bedrijfsmiddelen hoeven echter niet vast te zijn, ze kunnen ook immaterieel zijn - zoals goodwill of vergunningen. Over deze bedrijfsmiddelen moet u afschrijven (zie Deel 2).
Over investeringen kunt u als ondernemer soms financieel voordeel behalen. Dit kan door gebruik te maken van de 3 soorten investeringsaftrek: de kleinschaligheidsinvesteringaftrek, de milieu-investeringsaftrek, en de energie-investeringsaftrek. Daarnaast is er ook nog de VAMIL-regeling (zie onder).
Voor sommige bedrijfsmiddelen heeft u echter geen recht op investeringsaftrek:
Let op! Maakt u gebruik van de mogelijke aftrekposten? Dan moet u voor de investeringaftrek het bedrag exclusief btw gebruiken als u de btw op de aanschaf kunt terugkrijgen. Kunt u dit niet? Gebruik dan het investeringsbedrag inclusief btw.
Als u in 2019 tussen €2.301 en €318.449 heeft geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, dan kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het bedrag van deze aftrekpost is afhankelijk van het bedrag van de investering.
Investering | Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
niet meer dan €2.300 | €0 |
€2.301 - €57.321 | 28% van het investeringsbedrag |
€57.322 - €106.150 | €16.051 |
€106.151 - €318.449 | €16.051 min 7,56% van het deel van het investeringsbedrag dat boven €106.150 ligt |
meer dan €318.449 | €0 |
Let op! Bedrijfsmiddelen met een aanschafprijs lager dan €450 worden niet gezien als investeringen en kunnen niet gebruikt worden bij de KIA.
Werkt u met een gebroken boekjaar? Dan is de berekening van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek anders. Ook als uw onderneming onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband (zoals een VOF) wordt de aftrek anders berekend. In dit geval wordt er uitgegaan van verdeling op redelijke basis. Deze verdeling mag u zelf bepalen, maar het is de Belastingdienst die uiteindelijk bepaalt of u voldoet aan de voorwaarden.
De milieu-investeringsaftrek (MIA) is een subsidie op milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De hoogte van de aftrekpost is afhankelijk van de milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel. Dit bedrag kan oplopen tot 36% van het investeringsbedrag. Dit bedrag kunt u dan in mindering brengen op de fiscale winst en komt bovenop de reguliere investeringsaftrek. Deze regeling wordt ook vaak gecombineerd met de VAMIL.
U kunt door middel van de VAMIL een investering op een willekeurig moment afschrijven. Sinds 2011 is deze willekeurige afschrijving beperkt tot 75%. Het voordeel van willekeurig afschrijven is dat u hierdoor de fiscale winst vermindert en zo ervoor zorgt dat u minder belasting betaalt in dat jaar. Dit resulteert dan weer in een rente- en liquiditeitsvoordeel.
Om gebruik te maken van deze regeling(en) moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:
Voor de MIA zijn er nog twee aanvullende voorwaarden:
Als u gebruik wilt maken van deze regeling(en), dan moet u binnen 3 maanden na de investering dit aangeven bij de RVO. Dan krijgt u een ontvangstbevestiging die u moet bewaren bij uw boekhouding. Daarna verwerkt u deze regelingen gewoonweg in uw aangifte. De Belastingdienst beslist daarna of u van deze regeling gebruik mag maken op basis van een advies van de RVO.
Net als de milieu-investeringsaftrek heeft de energie-investeringsaftrek het doel om investeringen te stimuleren die goed zijn voor het milieu. De energie-investeringsaftrek heeft specifiek betrekking op energiebesparende bedrijfsmiddelen of investeringen in duurzame energie.
Naast de afschrijving over deze investeringen mag u een bedrag aftrekken van de winst. In 2019 is deze aftrek 45% van het investeringsbedrag (aanschaf- en voortbrengingskosten). Om gebruik te maken van deze aftrek moet u echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
Staat het bedrijfsmiddel waarin u wil investeren niet op de energielijst? Dan kunt u misschien alsnog gebruik maken van de EIA. Het bedrijfsmiddel moet dan wel energie of fossiele brandstoffen besparen en voldoen aan een algemene besparingsnorm. Ook kunnen de kosten van een energieadvies in aanmerking komen voor de EIA, onder specifieke voorwaarden.
Let op! U moet binnen 3 maanden na de investering een melding doen bij het RVO. U ontvangt dan een bevestiging die u moet bewaren bij uw aangifte. |
Heeft u in de afgelopen jaren investeringsaftrek gehad, maar heeft u een deel van de bedrijfsmiddelen waarvoor u dit ontving vervreemd? Dan moet u mogelijk een deel van de aftrek terugbetalen aan de Belastingdienst. Dit wordt geregeld door middel van de desinvesteringsbijtelling. Als u aan de volgende twee voorwaarden voldoet, moet u de desinvesteringsbijtelling betalen:
Daarnaast ziet de Belastingdienst de volgende situaties ook als vervreemding van een bedrijfsmiddel:
Logischerwijs is het bedrag van de desinvesteringsbijtelling afhankelijk van het bedrag waarvoor u het bedrijfsmiddel heeft vervreemd. Daar komt wel bij dat de bijtelling nooit meer kan zijn dan de gekregen aftrek. U moet voor de desinvesteringsbijtelling hetzelfde percentage gebruiken dat u ook bij de investeringsaftrek hebt toegepast.
Let op! Staakt u (een deel van) uw onderneming? Dan geldt deze bijtelling voor de bedrijfsmiddelen waar u in de voorgaande 5 jaren de investeringsaftrek gebruikt heeft en die u bij de staking overbrengt naar uw privévermogen. |
De ondernemersaftrek is een speciale aftrekpost die u als ondernemer kunt gebruiken om uw winst te verminderen. De ondernemersaftrek is een overkoepelend begrip voor de volgende aftrekposten:
Om gebruik te kunnen maken van de ondernemersaftrek moet u voldoen aan het urencriterium (1.225 uur) en moet u ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting (zie Deel 1). Daarnaast kunt u geen gebruik maken van deze aftrekposten als u medegerechtigde bent.
Zelfstandigenaftrek is een aftrekpost waarvan u als ondernemer gebruik kunt maken zolang u de AOW-leeftijd nog niet had bereikt in het begin van het betreffende kalenderjaar. De zelfstandigenaftrek is een bedrag van €7.280. Het is dus niet belangrijk wat uw winst was vóór deze aftrek. Het is echter niet mogelijk om meer af te trekken dan de winst. Had u in 2017 €5.000 winst? Dan kunt u maximaal €5.000 aftrekken. De €2.280 die u hierbij overhoudt wordt ook wel de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek genoemd. Deze kunt u in de volgende 9 jaren verrekenen met de winst. De winst moet dan wel hoger zijn de zelfstandigenaftrek in die jaren.
Komt u ook in aanmerking voor de startersaftrek? Dan kunt u het gehele bedrag van de zelfstandigenaftrek van uw winst afhalen. U houdt hierbij dus geen niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek over.
De startersaftrek is een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Om van deze aftrekpost gebruik te mogen maken, moet u voldoen aan de onderstaande voorwaarden:
In 2017 is de startersaftrek waarvan u gebruik kunt maken €2.123. Dit bedrag mag u dus optellen bij de zelfstandigenaftrek. U kan dus over 2019 €9.403 aftrekken van de winst. Is dit bedrag hoger dan uw winst? Dan betekent dit dat u een verlies heeft. U kunt dit verlies verrekenen met andere inkomsten uit werk en woning. Heeft u geen andere inkomsten? Dan kunt u het verlies verrekenen in andere jaren.
Ook om gebruik te maken van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid moet u voldoen aan een aantal voorwaarden:
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt €12.000, €8.000 of €4.000. Als u in 5 jaar geen gebruik heeft gemaakt van deze aftrekpost, dan is de aftrek €12.000. Heeft u in 5 jaar 1 keer gebruikgemaakt van de aftrekpost? Dan mag u €8.000 aftrekken van de winst. Als u de aftrekpost al 2 keer heeft gebruikt in de 5 voorafgaande jaren dan kunt u €4.000 aftrekken.
Let op! In tegenstelling tot de reguliere startersaftrek is de aftrek maximaal de behaalde winst.
Als u zich als zelfstandige bezighoudt met een R&D-project, dan kunt u de bijbehorende kosten verlagen via de WBSO. Om van deze regeling gebruik te maken, moet u een aanvraag indienen voor u met het project van start gaat.
Het is mogelijk om één of meer aanvragen per jaar in te dienen en meerdere zogenoemde S&O-verklaringen (speur- en ontwikkelingswerk) te ontvangen. Als u in een fiscaal jaar meer dan 500 uren krijgt toegekend voor uw projecten, dan ontvangt u van het RVO een S&O-verklaring met aftrek S&O. Deze kunt u van uw winst aftrekken. U mag dit bedrag volledig gebruiken om de winst te verlagen (dit kan dus resulteren in negatieve winst).
Om gebruik te maken van deze aftrekpost moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:
Deze aftrekpost bedraagt voor het fiscaal jaar 2019 €12.775. Voor starters kan hier nog een bedrag van €6.391 bovenop komen, als u voldoet aan de volgende voorwaarden:
Werkt uw partner mee in uw onderneming? Dan heeft u verschillende keuzes over de vergoeding voor uw partner. U kunt ervoor kiezen om uw partner een arbeidsloon te betalen voor het meewerken of u kunt ervoor kiezen om een arbeidsovereenkomst af te sluiten en zo uw partner in dienst te nemen. De arbeidsbeloning aan uw fiscale partner kunt u van de winst aftrekken zolang dit bedrag meer is dan €5.000. Ook kunt u ervoor kiezen om samen ondernemer te worden. De laatste optie is dat u uw partner minder dan €5.000 betaalt en gebruikmaakt van de meewerkaftrek.
Om gebruik te maken van de meewerkaftrek moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:
Als u een vergoeding van minder dan €5.000 betaalt, mag u deze niet aftrekken van de winst. U kunt alleen gebruikmaken van de meewerkaftrek.
De meewerkaftrek is afhankelijk van de hoeveelheid uren die uw fiscale partner heeft gewerkt voor uw onderneming:
Gewerkte uren | Aftrek |
minder dan 525 | 0% |
525 - 875 | 1,25% |
875 - 1.225 | 2% |
1.225 - 1.750 | 3% |
meer dan 1.750 | 4% |
Het is een goed idee om de urenadministratie van uw partner dus goed bij te houden - zo kunt u aantonen dat uw partner écht meewerkt. De Belastingdienst kijkt kritisch of er geen misbruik gemaakt wordt van deze regeling.
Als u uw onderneming heeft verkocht of om een andere reden heeft gestaakt, dan moet u belasting betalen over de stakingswinst. De Belastingdienst geeft aan dat het berekenen van deze winst zeer complex is en raadt u aan om hierbij een deskundige te raadplegen (zie Deel 2).
De stakingsaftrek is een aftrekpost die u mag aftrekken van de stakingswinst. De stakingsaftrek is gelijk aan de stakingswinst, maar is maximaal een bedrag van €3.630.
Als ondernemer kunt u gebruikmaken van de mkb-winstvrijstelling. Dit is een aftrekpost op de winst. De mkb-winstvrijstelling wordt berekend aan de hand van een percentage van de winst (nadat u deze heeft verminderd met de ondernemersaftrek). In 2019 is dit percentage 14% van de winst.
Let op! Deze regeling is niet in uw voordeel als u fiscaal verlies lijdt. Dan wordt dit verlies namelijk verlaagd, waardoor u dus meer belasting moet betalen. |
Een objectieve vrijstelling heeft betrekking tot een bepaalde vorm van inkomen. Zo is bijv. de winst uit bosbouw vrijgesteld van belastingheffing.
Dit zijn de meest voorkomende objectieve vrijstellingen:
Daarnaast zijn er ook nog objectieve vrijstellingen voor pensioenaanspraken volgens een verplichte bedrijfs- of beroepspensioenregeling, voor vergoedingen voor bedrijfsbeëindiging, voor uitkeringen volgens de Waz (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen) en aanspraken op uitkeringen Waz, voor bepaalde subsidies voor bos en natuur, en voor voordelen die zijn belast in de loonbelasting door eindheffing.
De winst die gemaakt wordt door de bosbouw is vrijgesteld van belastingheffing. Voor de Belastingdienst is bos een vrij breed begrip. Hieronder vallen bijv. de bomen op het land rondom een boerderij of bomen als wegbeplanting. De onderneming moet niet volledig gefocust zijn op de bosbouw - het mag ook een klein onderdeel van de onderneming zijn.
Draait u verlies met uw bosbouwbedrijf? Dan kunt u aan de Belastingdienst vragen om de vrijstelling niet toe te passen, omdat het verlies anders niet aftrekbaar is.
Deze vrijstelling heeft betrekking op de landbouwgrond. Is de waarde hiervan gestegen of gedaald, zonder dat dit ontstaan is door bedrijfsvoering of een bestemmingswijziging? Dan hoeft u geen belasting te betalen op de hierdoor ontstane winst. Ook hier hoeft uw bedrijf niet alleen op landbouw te focussen. Het mag ook een bepaalde activiteit van de onderneming zijn.
Heeft u een schuld die door de schuldeiser is kwijtgescholden? Dan ontstaat er hierdoor winst voor uw onderneming. Deze winst is vrijgesteld van belastingheffing als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Als u deelneemt aan een mobiliteitsproject van het kabinet, dan maakt de vergoeding die u hiervoor ontvangt geen onderdeel uit van de belastbare winst. Deze vrijstelling is sinds 1 januari 2018 vervangen door een andere vrijstelling: de vrijstelling voor grootschalige wegwerkzaamheden.