Navigatie Wat zijn bedrijfsmiddelen? De afschrijving berekenen Afschrijvingssystemen - Lineaire methode - Degressieve afschrijving Afschrijving van een bedrijfspand - Berekening Willekeurige afschrijving - Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) - Willekeurige afschrijving voor startende ondernemers |
Als u de winst van uw onderneming wilt bepalen, dan moet u rekening houden met de bedrijfsmiddelen die u heeft aangeschaft - die moet u namelijk aftrekken van uw opbrengsten.
Sommige bedrijfsmiddelen kunt u als investeringen beschouwen, omdat u ze meerdere jaren gebruikt (bijv. een computer). In dat geval hoeft u vaak de kosten niet in één keer van de opbrengst af te trekken. U kunt de kosten dan verdelen over de jaren waarin u het bedrijfsmiddel in kwestie gebruikt. Dit noemt men afschrijven.
Een boekhouder of accountant kan u helpen om uw bedrijfsmiddelen correct af te schrijven.
Vaste materiële activa | Bijv. auto’s, machines en gebouwen |
Vaste immateriële activa | Bijv. vergunningen, patenten en goodwill De afschrijving op deze activa noemt men amortisatie. |
De berekening baseert zich op het goed koopmansgebruik. Dit wil zeggen dat u uw boekhouding verzorgt op een algemeen aanvaarde manier. Deze methode moet consequent zijn: zodra u een bedrijfsmiddel op een bepaalde manier heeft afgeschreven, moet u dat het volgende jaar op dezelfde wijze doen.
Het kan wél gebeuren dat uw afschrijving uiteindelijk hoger of lager blijkt dan verwacht - bijv. wanneer uw bedrijfspand door een economische crisis in waarde gedaald is. De Belastingdienst ziet dat niet als een wijziging in uw systeem, dus die verandering qua afschrijving is toegestaan.
U moet eveneens afschrijven als uw onderneming verlies draait, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn.
Opgelet! Per jaar bedraagt de maximale afschrijving op bedrijfsmiddelen 20%. Voor goodwill is dat maximaal 10%. Als u een bedrijfsmiddel koopt voor minder dan €450,- (excl. btw) dan moet u het bedrag in één keer van de opbrengsten aftrekken. |
Ontvang gratis offertes van boekhouders
Om het bedrag van de afschrijving te bepalen heeft u de volgende 3 variabelen nodig:
Aanschafkosten | aanschafprijs + aankoopkosten + installatiekosten + kosten van bedrijfsklaar maken - kortingen - subsidies |
Restwaarde | de waarde die overblijft nadat u het bedrijfsmiddel niet meer kunt gebruiken in uw onderneming |
Gebruiksduur | de vermoedelijke technische levensduur van het bedrijfsmiddel (of economische levensduur, als dat korter is) |
De meest voorkomende manier om de afschrijving te berekenen is de lineaire methode. Bij deze methode schrijft u elk jaar hetzelfde bedrag af:
Formule Afschrijving per jaar = (aanschafkosten - restwaarde) / vermoedelijke gebruiksduur |
Voorbeeld U koopt een machine voor uw onderneming. De aanschafprijs was €50.000 en u vermoedt dat u de machine 8 jaar kunt gebruiken. De verkoper schat dat de restwaarde €4.000 bedraagt. U berekent de jaarlijkse afschrijving dan als volgt: (50.000 - 4.000) / 8 = €5.750 |
Bij deze berekening moet u ook rekening houden met de aanschafdatum van het bedrijfsmiddel in kwestie. Als u het namelijk bijv. pas op 1 september kocht, dan is het niet logisch dat u het al voor een heel jaar afschrijft. In dat geval hoeft u dus maar voor de resterende vier maanden af te schrijven: 4/12 x €5.750 = €1.916,67.
Bij deze methode vermindert het afschrijfbedrag elk jaar. U start door de afschrijving te berekenen met een vast percentage op de originele aanschafkosten, en tijdens de volgende jaren past u datzelfde percentage toe op de overblijvende restboekwaarde. U houdt dus geen rekening met de vermoedelijke gebruiksduur.
Degressieve afschrijving is alleen toegestaan als de bedrijfsmiddelen in afnemende mate voordeel leveren aan de onderneming, zoals bij machines of auto’s.
Voorbeeld We gaan hier uit van dezelfde machine als in het voorbeeld van de lineaire methode, met een aanschafprijs van €50.000,een gebruiksduur van 8 jaar en een geschatte restwaarde van €4.000. Deze keer kiest u er echter voor om jaarlijks een tarief van 15% toe te passen op de resterende restboekwaarde van de machine. Afschrijving in het eerste jaar: (50.000 - 4.000) x 15% = €6.900 Afschrijving in het tweede jaar: (46.000 - 6.900) x 15% = €5.865 Etc. |
Heeft u een pand dat u specifiek voor uw onderneming gebruikt? Dan schrijft u daarover af. De hoeveelheid is afhankelijk van het deel dat u bestemt voor uw bedrijf. Als het volledige pand in functie staat van uw firma, dan kunt u dus over het gehele pand afschrijven, etc.
De afschrijving van een bedrijfpand verloopt anders dan bij andere bedrijfsmiddelen. U moet namelijk rekening houden met de volgende zaken:
- De gebruiksduur van het pand: dit bepaalt de hoogte van de afschrijving. In het algemeen gaat men hierbij uit van een waarde tussen 30 tot 50 jaar. - De restwaarde van het pand: de waarde die overblijft aan het eind van de gebruiksduur. - U mag niet afschrijven over de waarde van de grond waarop het pand staat. - Jaarlijkse afschrijving over een bedrijfspand is alleen mogelijk zolang de boekwaarde van het pand hoger is dan de bodemwaarde (50% van de WOZ-waarde). - De afschrijving over het pand mag niet groter zijn dan het verschil tussen de boekwaarde en de bodemwaarde. |
Het uitgangspunt bij deze afschrijving is de aanschafwaarde van het bedrijfspand - ofwel de koopsom, inclusief de aankoopkosten (bijv. notaris-, makelaars- en overdrachtskosten). Als u deze mag aftrekken van de btw, moet u deze exclusief opnemen in de aanschafwaarde. Heeft u geen recht op btw-aftrek? Dan gebruikt u de aankoopkosten inclusief btw.
Heeft u een agrarisch bedrijfsgebouw? Dan gelden er specifieke regels en kunt u maar beperkt afschrijven. U kunt alle regels terugvinden op de website van de Belastingdienst.
Formule A - R - G x 2% A: de aanschafwaarde van (het ondernemingsgedeelte van) het pand R: de restwaarde G: (een evenredig deel van) de waarde van de grond die bij het pand hoort |
Voorbeeld U heeft een bedrijfspand dat u volledig voor uw onderneming gebruikt. Voor het pand gelden de volgende waarden: - Aanschafwaarde: €320.000 - Restwaarde: €40.000 - Gebruiksduur: 50 jaar - WOZ-waarde: €380.000 - Bodemwaarde: €190.000 (50% van de WOZ-waarde) Jaarlijkse afschrijving: (320.000 - 40.000) x 2% = €5.600 Stel dat de boekwaarde van het bedrijfspand nog €191.200 bedraagt. Als u hierop de jaarlijkse afschrijving van €5.600 toepast, dan daalt de boekwaarde onder de bodemwaarde. In dit geval kunt u dus maar €1.200 afschrijven. Hierna bereikt u de bodemwaarde en mag u niet meer afschrijven op het pand. |
In sommige gevallen mag u willekeurig afschrijven en dus zelf bepalen hoe en wanneer u een bedrijfsmiddel afschrijft. Zo kunt u zowel liquiditeits- als rentevoordeel behalen. Hierbij geldt wel, net als bij de normale afschrijving, dat de boekwaarde niet lager mag zijn dan de restwaarde.
Er zijn twee manieren waarmee u in aanmerking kunt komen voor de willekeurige afschrijving:
U kunt door middel van de VAMIL een investering op een willekeurig moment afschrijven. Sinds 2011 is deze willekeurige afschrijving beperkt tot 75%.
Het voordeel van willekeurig afschrijven is dat u hierdoor de fiscale winst vermindert en zo ervoor zorgt dat u minder belasting betaalt in dat jaar. Dit resulteert dan weer in een rente- en liquiditeitsvoordeel. Deze regeling wordt vaak gecombineerd met de milieu-investeringsaftrek (MIA).
Om gebruik te maken van deze regeling(en) moet u aan een aantal voorwaarden voldoen.
- U heeft een onderneming in Nederland die inkomsten- of vennootschapsbelasting betaalt; - Het bedrijfsmiddel moet op de milieulijst staan; - Het bedrijfsmiddel mag niet eerder gebruikt zijn; - De investering moet betrekking hebben op aanschaf- en voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel. Bijkomende voorwaarden voor de MIA - Het bedrag aan milieu-investeringen is minimaal €2.500 per bedrijfsmiddel; - U kunt voor hetzelfde bedrijfsmiddel niet ook energie-investeringsaftrek ontvangen. |
Als u gebruik wilt maken van deze regeling(en), dan moet u dit binnen 3 maanden na de investering aangeven bij de RVO. Dan krijgt u een ontvangstbevestiging die u moet bewaren bij uw boekhouding, en vervolgens verwerkt u deze regelingen in uw aangifte. De Belastingdienst beslist daarna, op basis van een advies van de RVO, of u van deze regeling gebruik mag maken.
Als u een startende ondernemer bent, dan kunt u zelf bepalen wanneer u bedrijfsmiddelen afschrijft die u in de startfase van uw onderneming hebt gekocht. Dit kan u een belastingvoordeel opleveren.
Uw onderneming moet wel één van de volgende rechtsvormen hebben: eenmanszaak, maatschap, commanditaire vennootschap (cv) of vennootschap onder firma (vof).
Daarnaast moet u ook voldoen aan de voorwaarden voor de startersaftrek:
- U ontvangt zelfstandigenaftrek; - U was in de voorgaande 5 jaren minimaal 1 jaar geen ondernemer voor de inkomstenbelasting; - U hebt in de 5 voorafgaande jaren niet meer dan 2 maal gebruikgemaakt van de zelfstandigenaftrek; - Er was in het kalenderjaar of in 1 van de 5 voorbije jaren geen sprake van een zogenoemde geruisloze terugkeer uit een bv. |
Als u aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, dan gelden er twee regels voor het gebruik van de willekeurige afschrijving:
Verdient u in uw eerste jaar als ondernemer nog maar weinig, dan is het misschien niet de moeite om de investering al af te schrijven - u betaalt dan toch nog maar weinig belasting. Als u in uw eerste jaar echter veel verdient, dan kunt u beter de totale afschrijvingskosten al aftrekken. U hoeft dan minder belasting te betalen.
Belasting over de toegevoegde waarde (btw of omzetbelasting), investeren
De auteurs van Ageras geven geen persoonlijk advies met betrekking tot financiƫle of juridische aangelegenheden - daarvoor kunt u beter een boekhouder inschakelen. Laat ons weten wat u precies zoekt, en wij sturen u zo snel mogelijk - en helemaal gratis - 3 vrijblijvende offertes van boekhouders in uw buurt.
U hoeft geen uitgebreide omschrijving te geven. Wij bekijken uw opdracht voordat u aan een specialist wordt gematcht.